Een, twee, drie, vier, vijf, zes, en hap. Er is veel veranderd in de afgelopen anderhalf jaar, maar ons ochtendritueel met de zes druppels vitamine D is hetzelfde gebleven. En dat blijft zo tot IJsbrands vierde verjaardag. Waarom? Omdat de dokter het zegt. Maar is zo’n supplement echt nodig? Onze voorouders kwamen toch ook niet thuis met een handjevol smelttabletten?
Op voorraad
Vitamine D is het buitenbeentje van de vitaminefamilie. Het is namelijk geen vitamine. Vitamines zijn onmisbare voedingsstoffen die ons lichaam niet zelf kan aanmaken. Vitamine D daarentegen kun je maar mondjesmaat uit voedsel halen. Alleen een beetje uit vette vis, lever, en eieren. Het merendeel fabriekt ons lichaam zelf, onder de invloed van zonlicht. In de maanden maart tot september dagelijks zo’n vijftien tot dertig minuten in de zon zitten zorgt voor een vitamine D-voorraad waar de meeste volwassenen de winter prima mee door komen.
Vitamini’s
Maar baby’s moeten goed beschermd worden tegen de zon, en fabrieken zelf dan ook maar weinig vitamine D. Zelfs de boob kan dat niet compenseren: in moedermelk zit ongeveer een halve microgram per liter, terwijl tien microgram per dag nodig is. En dat terwijl vitamine D onmisbaar is voor een gezonde botgroei. Het helpt het lichaam om calcium uit voeding op te nemen. Een tekort kan bij jonge kinderen rachitis veroorzaken, een aandoening die zorgt voor pijnlijke botten die gemakkelijk verbuigen.
Donkere tijden
Rachitis wordt ook wel de ‘Engelse ziekte’ genoemd, omdat veel kinderen in de donkere Engelse industriesteden er tot in de twintigste eeuw aan leden. Maar ook veel Nederlandse voorouders gingen onder rachitis gebukt. Dat toonde een team van Nederlandse en Canadese onderzoekers aan door honderden zeventiende- tot negentiende-eeuwse skeletten uit de Beemster, Rotterdam, Hattem en Bloemendaal onder de loep te nemen. Bij een op de drie kinderen troffen ze tekenen van rachitis aan, zoals O-benen en poreuze botten. Nu weten we de oorzaak: een gebrek aan zonlicht op de preuts bedekte kinderlijfjes. Maar lange tijd tastte men in het duister.
Hapje rotte vis
In de zeventiende eeuw konden onze voorouders als behandeling kiezen uit: de huid verschroeien, ledematen afbinden of sneetjes zetten om het lichaam te ontdoen van ‘slechte lichaamssappen’ – een soort detox avant la lettre. Helpen deed het niet. Vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw werd het dagelijks advies een lepeltje levertraan, een bitter goedje bomvol vitamine D dat rook naar rotte vis. Ook geen pretje, maar het hielp tenminste. Tegen rachitis dan. De hoge hoeveelheid vitamine A zorgde weer voor andere problemen.
Optelsom
Dat was de druppel. Wetenschappers zetten alles op alles om vitamine D chemisch te kunnen produceren. In de jaren zestig verschenen verrijkte voedingsmiddelen en vitamine D-supplementen op de markt. Sinds die tijd is rachitis in Nederland vrijwel geheel verdwenen. Nu kan ik IJsbrands botjes beschermen door simpelweg tot zes te tellen. Tenzij mijn man thuiskomt met een ander merk druppels. Dan tel ik wel tot tien.
Deze column verscheen in Ouders van Nu Magazine (13|2019)
Beeld: Creation Hill from Pexels